Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 11 juni 2014

Slappe pap en een oerwoud zonder pit

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het eten was geen pretje, want het was een soort weeë, gele pap. Het smaakte naar niks en het glibberde je keel in alsof er een leger baby-slakjes naar binnen marcheerde. Heb je wel eens behangers-lijm gezien? Van die dikke smurrie waarmee je ouders behang tegen de muur plakken? En waar geen klontjes in mogen zitten, want dan wordt het behang lelijk, maar waar altijd tóch klontjes in zitten?
Nou, zo'n soort spul was het ongeveer. Maar dan met meer klontjes. Alsof de kok zijn best had gedaan om zoveel mogelijk klontjes te maken.
Terwijl, geloof me: van die klontjes werd het écht niet lekkerder. Integendeel.
Maar het was beter dan doodgaan van de honger, dus... ja...
'Denkt maar dat het lekkere honing-crunchies is,' zei Kwetter behulpzaam. 'Denkt maar: Hmmm, heerlijke honingcruchies!'
'Je wordt bedankt, Kwetter! Nu denk ik aan heerlijke honing-cruchies, en aan het enórm grote verschil tussen deze derrie en heerlijke honingcruchies. Nu vind ik het nog viezer. Ik had niet gedacht, dat dat kon. Maar het is je toch gelukt. Complimenten, hoor!'
'Dank je wel,' zei Kwetter gevleid.
Ze begrijpt nog altijd niet dat mensen soms iets zeggen wat ze niet helemaal menen. Ik had op dit moment niet de puf om het uit te leggen.
Ik had helemaal nergens puf voor.
En het werd avond.
Kortom: ik viel in slaap.
De volgende ochtend werd ik wakker van een verschrikkelijk gehots en gebonk. Alles was donker, en even was ik bang dat we weer in de container zaten.
Toen besefte ik dat ik gewoon mijn ogen nog niet open had gedaan.
Ik deed ze open en dat maakte enorm veel verschil.
We reden over een hobbelweg door een oerwoud.
Ik heb het niet zo op oerwouden. Die zitten vaak barstensvol met enge beesten, zoals reuzen-alligators en giftige wurgslangen en enge spinnen.
Maar dit was een redelijk vriendelijk oerwoud, met hier en daar een giftige boomkikker en hooguit een handjevol mensen-etende panters en zo.
Het was een oerwoud met veel bloemen en vogeltjes.
Giftige bloemen, ongetwijfeld, en gemene bloeddorstige rotvogeltjes, maar het was altijd nog een stuk minder erg dan het oerwoud van Boegoe-Boegoe. Dat kennen wij vrij goed, want Kwetter is daar geboren en we hebben er een half jaar gewoond.
Gaby en ik keken elkaar aan en zeiden: 'Dit valt nog best mee, voor een oerwoud. Het is hier eigenlijk best mooi.'
Kwetter staarde sip naar de bomen.
'Het lijk op thuis,' mompelde ze. 'Maar het bent niet thuis. Dit bos hebt helemaal geen pit. Het probeer geeneens ons dood te maken, en we rijdt hier nu al een half uur!'
We lagen achterop een platte vrachtwagen, tussen kisten en jute zakken. Onze benen en armen waren vastgebonden.
'Waar brengen ze ons heen?' vroeg ik.
Kwetter haalde haar schouders op. 'Denkt je soms, dat ze ons dat vertelt? Ze bindt ons vast als een worstje, en ze gooit ons op de wagen, en broem broem, daar gaat wij.'
Gaby zuchtte. 'Hebben jullie dan helemaal niet opgelet? Ze hebben het duidelijk gezegd, gisteren.'
'Toen was ik er met mijn hoofd niet bij,' bromde ik. 'Ik was veel te druk bezig met niet doodgaan, als ik 't me goed herinner.'
'We gaan naar...'
En op dat moment waren we er.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten