Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 12 september 2012

Gele onderzeeboot

VORIGE BOEK / VOLGENDE


Het begon, zoals gewoonlijk, met een knal.
Een knal die we niet konden horen, dit keer, maar we konden hem wel voelen want we schommelden een beetje heen en weer.
'Nou?' zei ik tegen mijn broer. 'Heb je nou je zin? Een beetje geschommel en dat is alles.' Het was namelijk mijn broer die de knal gemaakt had. Hij had een rots opgeblazen die een halve kilometer verderop in zee stond.
'Mja,' gaf hij toe, 'dat valt wel een beetje tegen. Misschien moet ik iets opblazen wat dichterbij is...'
'Misschien,' zei ik, 'moet je met je poten van de torpedo's afblijven. Die dingen zijn niet om mee te spelen, dat heeft papa al wel honderd keer gezegd.'
'Ik speel er ook niet mee,' zei Michael, 'ik oefen ermee. Als we een keer worden aangevallen, dan moet er toch iemand aan boord zijn die weet hoe de torpedo's werken?'
'Dat is zo,' gaf Kwetter hem gelijk. Maar dat telde niet, want Kwetter is verliefd op mijn broer dus zij geeft hem vrijwel altijd gelijk. Hij is trouwens ook op haar, maar hij wil niet dat iemand dat weet dus hij geeft haar nooit gelijk. Aan de ene kant is dat zielig voor Kwetter, aan de andere kant zeg ik: als je zo stom bent om verliefd te worden op Michael, dan is het verder ook mooi je eigen schuld.
'Als we worden aangevallen,' zuchtte ik, 'dan kunnen we niks terug doen want de torpedo's zijn op. Alweer. Net als vorige week, weet je nog? En de week daarvoor en de week daarvoor. Omdat jij voortdurend zit te “oefenen”. Je hebt er tot nu toe zo'n zestig weggeknald. Echt, als je nu nog niet genoeg geoefend hebt, dan leer je het nooit meer dus dan kun je er net zo goed mee ophouden.'
Somber keek Michael uit het raampje. Daar was niets te zien, behalve het bijna zwarte donkerblauw van de diepe zee. 'Ik verveel me,' mompelde hij.
Dat kon ik wel begrijpen. Ik verveelde me ook.
En dat is raar, want zo vreselijk saai is ons leven niet. Wij zijn niet bepaald een alledaags gezin.
Wij wonen bijvoorbeeld in een onderzeeboot.
Een hele grote, gele onderzeeboot.
Een gele ja. Dat moest en zou, van papa. 'Ik zal jullie eens wat laten horen,' zei hij toen wij klaagden dat we voor gek liepen in onze gele onderzeeër. Hij zette een of ander oubollig gitaarmuziekje op dat ging over een gele onderzeeboot.
'Pffff, wat een ouwe-zeur-muziek,' zei Michael.
'Ouwe-zeur-muziek? Dit? Jongen, besef jij wel hoe ongelooflijk vernieuwend dit was, in 1966?'
'Papa,' zuchtte ik, 'besef jij wel hoe ongelooflijk lang geleden dat is, 1966? Niet alleen was ik toen nog niet geboren, jij was toen nog niet eens geboren. Dit is geen ouwe-zeur-muziek, dit is antieke-zeur-muziek.'
Papa sputterde nog wat na, over dat wij geen smaak hadden en dat kwaliteit geen tijd kent. Langzaam ging zijn gesputter over in gemompel dat het toch zekere zijn eigen geld was, en als wij een andere kleur wilden moesten we zelf maar een paar banken beroven en een eigen kopen.
'Woooh,' zei Michael. 'Mag dat? Echt?'
Daar moest papa even over nadenken.


VORIGE BOEK / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten