Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 20 september 2013

Glibbertje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hier ben ik!' riep ik.
'Blijf waar je bent! We komen naar je toehoeoe!'
'Niet nooodig! Ik kom wel naar juuullieieie!'
'Oookee!' riep mama. 'Houd je rechterhand tegen de muur, dan kun je niet verdwaaalen!'
'Past ooohooop!' hielp Kwetter. 'Na vijf stappen ligt er een glibberig ietsje op de vloer, daar kunt jij over vaaaalleeen!'
'Woeps! Dat was al na vier stappen!'
'Dan neemt jij grotere passen dan ik!'
Daarna riepen ze iets over een deur aan mijn rechterkant, waar ik niet in moest, en daarna was er een stopcontact waar ik met mijn vingers vanaf moest blijven, en daarna kon ik eindelijk Kwetters hand vastpakken. We waren allemaal hees van het roepen, maar we waren elkaar niet kwijtgeraakt en dat was het belangrijkste.
'Zo,' zei mama. 'En vanaf nu doen we heel stilletjes. Je weet nooit wie ons kan horen.'
We deden heel stilletjes.
Daardoor konden we heel duidelijk horen dat een zware stem zei: 'Wat was dat voor lawaai?'
'Een bende gillende keukenmeiden, zo te horen,' antwoordde een nog zwaardere stem.
'Da's gek. Er is hier beneden heel geen keuken.'
'Da's méér dan gek. Da's verdacht, dat is het!'
'Héél stilletjes,' fluisterde mama nadrukkelijk. Het was werkelijk een indrukwekkende prestatie – wat ze deed was nog zachter dan fluisteren, eigenlijk. Het was een soort voorzichtig uitademen, maar dan zo dat haar adem een beetje naar woorden klonk. En die woorden – 'Heel stilletjes' – wist ze toch nog met nadruk uit te spreken, dat was het knappe.
Maar het was een beetje laat om nu nog 'stilletjes' te zeggen, ook al deed je het op zo'n prachtig knappe manier.
Want ver weg, aan het andere eind van de gang, verscheen een lichtje. Het lichtje van een zaklamp. Een sterke zaklamp, die tot op vijftig meter helder kon schijnen.
Nu wil je natuurlijk weten hoever die lamp bij ons vandaan was.
Ik zou zeggen – je raadt het misschien al – een metertje of negenenveertig.
In het blauwwitte licht van de zaklamp zag mama zo bleek als een spook.
Zelf zag ik er waarschijnlijk ook zo uit.
Ik was wel benieuwd wat die lamp zou doen met Kwetter's oranje velletje, maar ik kreeg niet de tijd om erachter te komen want mama draaide zich om en siste: 'Rennen!'
Daar viel verder weinig aan uit te leggen, dus ik draaide me om en zette het op een lopen.
Mama en Kwetter kwamen achter me aan.
In de verte zette de zaklamp met dreunende passen de achtervolging in.
Alles galmde nogal, dus het was niet precies te horen, maar volgens mij had die zaklamp tenminste vier paar voeten tot zijn beschikking. Grote, zware voeten.
Wij renden zo hard als we konden en dat was best hard. Het was helaas niet erg lang. Want plotseling deed ik 'woeps' en ik lag languit op de ijzeren vloer. Ergens over uitgegleden.
En ik liep voorop, dus al snel hoorde ik 'woeps' en nog een keer 'woeps' en klabats-kleng-wham, daar tuimelden mama en Kwetter bovenop mij.
'Volgens mij,' kreunde Kwetter, 'hebt jij niet goed op het glibbertje gelet.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten