Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 5 april 2013

Het feest van vernietiging

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We ramden een piepklein huisje – of nou ja, eigenlijk was het geen huisje. Het was een openbare plee. Een openbare wc die niet goed werkte, om precies te zijn. Vooral niet wat doortrekken betreft. Ergens in het binnenste van het hokje lag een enorme voorraad van, nou ja, je-weet-wel. Je-weet-wel die al dagen geleden doorgetrokken had moeten zijn. In een stinkende bruin-met-gele fontein kwam de viezigheid naar buiten, toen wij eenmaal de leidingen kapot hadden geramd.
Wijzelf hadden daar helemaal geen last van, want wij waren alweer een heel eind verderop. In de worsteling had Jamal zó hard op het gaspedaal getrapt dat we door de straten vlógen.
En als ik zeg: door de straten, dan bedoel ik eigenlijk: door de huizen. Dwars door keukentjes, eetkamers, voorraadkasten en achtertuinen. Potten, pannen en beddengoed vlogen ons om de oren. Waslijnen knapten af, konijnenhokken versplinterden – heel even zat er een stomverbaasd konijn op de motorkap, met zijn neus tegen de voorruit en een onderbroek op zijn hoofd.
Waarom ik? zag je het beest denken. Waarom een onderbroek? Waarom... maar toen werd het door een plotselinge bocht van de motorkap geslingerd.
We schoten een steegje in van het soort waar Michael over verteld had. Een steegje dat veel te krap was voor de grote, brede terreinwagen waar wij in zaten. Dat was geen probleem voor ons.
Dat was een probleem voor het steegje.
De muren aan weerszijden kreukelden in elkaar als bordkarton. Ze wáren trouwens ook van bordkarton, zag je als je goed keek.
Ja, zo arm waren de mensen hier – hun muren waren van bordkarton!
En dat was maar goed ook.
Want daardoor konden de drugshandelaren, die het steegje bevolkten, gemakkelijk een veilig heenkomen zoeken toen wij op hen af kwamen gedenderd. Ze sprongen gewoon opzij, nauwelijks gehinderd door de kartonnen wanden van de steeg.
Die nu een soort boulevard was.
'Laat me los,' riep Michael tegen Kwetter. 'Straks vallen er nog dooien,' en het was inderdaad een godswonder dat onze wagen nog niet één van de arme Jalskenaren onder zijn machtige wielen verpletterd had.
'Nou ja,' ging Michael verder toen de rust weer een beetje was weergekeerd – de rust in de auto bedoel ik dan hè, daarbuiten ging het feest van vernietiging gewoon door – 'ik ging dus op zoek naar een deur, en de eerste deur die ik vond was een garagedeur. Die was gewoon open. Binnen stonden zeven auto's. De ene nog duurder en patseriger dan de andere. In de grootste wagen, dezelfde gepantserde patser-bak waar we nu in rijden, zat Jamal. “Maikool!” riep hij enthousiast, en hij vertelde me wat er allemaal aan de hand was. In het Mallotisch, dus daar had ik verder niks aan, maar dat geeft niet want daden spreken duidelijker dan woorden. En de daden zijn duidelijk: wij hebben jullie gered!'
'Inderdaad,' zei ik. 'En nu? Wat is het plan?'
'Dat moet je aan Jamal vragen,' zei Michael. 'Veel succes. Hij spreekt alleen Mallotisch. En hij is de baas, want hij heeft het stuur.'
'Nee hoor,' zei mama triomfantelijk. 'Ik heb het stuur.' Ze hield het ding omhoog alsof het een voetbal-cup was. 'Het zit weliswaar niet meer vast aan de wagen,' voegde ze er peinzend aan toe, 'maar goed: ik heb het stuur.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten