Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 3 april 2013

De akelige steegjes van Jalsk

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


'Gewoon, uit de garage gepakt,' zei Michael. 'Het hoofdkwartier heeft een garage namelijk. Hád een garage. Ik was ervandoor geslopen, weet je wel, toen de Veldmaarschalk jou had vastgegrepen. Ik had geen idee waar ik heen moest, natuurlijk, want ik ken hier de weg niet, maar ik dacht: hoe verder ik van het ZMB vandaan ben, hoe beter het is. Dus ik begon gewoon te rennen. Steegje in, steegje uit. Binnen dertig seconden al hopeloos verdwaald natuurlijk, maar ik dacht: okee, als ik al niet meer weet waar ik ben, dan weten zij het al helemaal niet! Maar zo werkt het natuurlijk niet, met verdwalen.
Ten eerste waren al die steegjes best wel griezelig. Zo donker als ik weet niet wat, en er slopen ratten rond zo lang als mijn onderarm. En ook nog andere beesten: verwilderde katten, en honden die leefden van vuilnis – wat je ook kon zien, aan hun schurftplekken, hun kapotte oren, hun afgebroken tanden en de verschrikkelijke valse blik in hun gele ogen – en beesten die ik niet kende maar die eruit zagen alsof ze graag kinderen beten.
Af en toe kwam ik er ook mensen tegen, en die waren nog veel enger: drugshandelaren met messen en pistolen. En drugsgebruikers ook, natuurlijk. Sommigen liepen liepen rond als zombies, alsof hun geest was doodgemaakt. Anderen begonnen zomaar te krijsen en met hun armen te zwaaien en schuimbekkend achter me aan te hollen. Alsof hun geest niet dood was, maar wel gebroken zodat ze dingen zagen die er niet waren. Akelige dingen, die het op hen hadden gemunt. Kennelijk dachten ze dat ik ook zo'n akelig ding was, maar dan een kleintje – eentje waarvan ze het wel konden winnen. Dara ging ik niet op wachten natuurlijk.
Al met al was ik blij toen ik weer terugkwam bij het hoofdkwartier van het ZMB.
Want dat is het andere probleem met verdwalen: als je niet weet waar je bent, weet je ook niet waar je heen gaat. En dan loop je soms je vijanden recht in de armen.
Dat viel mee, gelukkig: ik kwam uit aan de andere kant van het hoofdkwartier, waar geen mens te zien was. Er was alleen de grote, blinde muur.
Ik herkende hem onmiddellijk, want we hebben al een week tegen die muur aan zitten kijken, maar dan vanaf de binnenkant. Bovendien was het de enige muur waarachter voortdurend dingen ontploften, dus het was duidelijk dat mama er aan de gang was.
Ik besloot om naar binnen te gaan.
Binnen waren misschien meneer Dogger en zijn trawanten, maar buiten was het ook geen pretje. En mama was ook binnen, dat was duidelijk te horen. Misschien kon ik haar wel helpen. Of jou of Kwetter.'
'Wou jij mij redden?' vroeg Kwetter blij. 'Jij is lief!' Ze worstelde zich tussen de autostoelen door naar voren, om mijn broer eens flink te knuffelen.
Dat had ze beter niet kunnen doen, want er hing al iemand schuin tussen de stoelen in: mijn moeder, die nog steeds met Jamal om het stuur aan het vechten was.
Het werd een heel gedrang daar tussen die stoelen, en dat betekende onder andere dat het stuur nu nog wilder heen en weer werd gerukt. De gevolgen kun je waarschijnlijk wel raden.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten