Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 28 december 2012

Papa vindt het niet eerlijk

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mama,' zei Michael, 'dit meen je niet. Je hebt een bom die je overal meeneemt, en een lont, en je neemt niet de moeite er een doosje lucifers bij te doen? Hoe dom kun je zijn?'
'Hoho, jongeman,' zei papa streng. 'Zo praat je niet tegen je moeder.'
'Dit is een noodbom, Michael,' legde mama uit. 'Ik bewaar hem in mijn beha. Daar is niet zo heel veel ruimte; ik kan daar niet zomaar alles bewaren wat ik wil. Snap je?'
'Ja maar,' protesteerde Michael, 'geen lucifers? Ik bedoel: geen lucifers? Waarom zou je de moeite nemen een bom in je beha te bewaren, als je hem toch niet kunt aansteken?'
'Hoor eens even,' zei mama boos. 'Wat is er nou verstandiger: Een bom meenemen in de hoop dat je ergens een rondslingerend doosje lucifers vindt, óf een doosje lucifers meenemen in de hoop dat je een rondslingerende bom vindt? Rondslingerende bommen zijn tamelijk zeldzaam, weet je.'
'Nou,' snoof Michael, 'doosjes lucifers komen ook niet zomaar uit de lucht vallen.'
Op dat moment viel er een zware, zilveren aansteker uit de lucht.
Sprakeloos keken we elkaar aan.
'Dat zijn dus geen lucifers,' mompelde Michael zwakjes.
Papa legde een hand op zijn schouder. 'Ik weet hoe je je voelt, jongen. Het overkomt mij ook altijd. Dit soort dingen. Je moeder heeft meestal gelijk, omdat ze slimmer is dan ik. Daar kan ik mee leven. Maar dat ze soms – héél soms – de domste wartaal uitslaat, die je je maar bedenken kunt, en dan door stom toeval toch weer gelijk krijgt, dat is niet eerlijk.'
Ik had toevallig gezien waar de aansteker vandaan was gekomen. 'Het was Kwetter. Ze heeft Michael zijn geschreeuw over lucifers gehoord, denk ik, en toen heeft ze tijdens een radslag op Cockels bureau even gauw zijn sigaren-aansteker gepakt en onze kant op gegooid.'
'Dank je wel, Kwettertje-lief,' riep mama.
Kwetter zei niks terug.
Kwetter zat in de problemen.
Door het gooien van die aansteker was ze even afgeleid. Heel even maar, een halve seconde of zo.
Dat is niet lang.
Helaas was het lang genoeg voor de twee totaal getrainde vechtjassen.
Ze wisten Kwetter niet meteen vast te grijpen, maar ze konden haar wel in een hoekje drijven. Een hoekje waaruit ze niet meer kon ontsnappen. Behalve als ze vlák langs het plafond sprong, buiten het bereik van de kerels hun graaiende handen.
Ga maar eens op de grond liggen, en maak je zo plat mogelijk. Armen en benen gespreid, hoofd opzij gedraaid zodat je hoofd niet uitsteekt... lig je al? Ja? Nou kijk: zo dicht als jij nu bij de vloer bent, zó dicht moest Kwetter langs het plafond springen.
Zonder aanloop, en zonder haar hoofd te stoten.
Ik kon me niet voorstellen dat iemand dat zou kunnen. Zelfs Kwetter niet.
Maar ze sprong en daar vloog ze, langs het plafond, armen en benen gespreid en het hoofd opzij gedraaid.
Ik kon mijn ogen niet geloven.
Helaas hadden de twee bullebakken haar kansen wat beter ingeschat. Ze wisten wat Kwetter van plan was, en ze reageerden als een geoliede machine. De ene knielde neer, en de ander zette zijn voeten in twee razendsnelle stappen op de knie en de schouder van zijn kameraad. Dat bracht hem dicht genoeg bij het plafond om Kwetter te grijpen. Bijna was hij te laat, maar bijna is niet helemaal en zijn hand klemde zich om haar enkel. Zo vast als een bankschroef.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten