Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 17 maart 2014

Met de bus is lekker normaal

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Vanuit de haven moesten we nog een kwartier met de bus.
Het was raar om in een bus te zitten.
We hadden wel vaker in bussen gezeten, natuurlijk, maar dat was al weer een hele tijd geleden. De afgelopen jaren hadden we rondgereden in tanks en gestolen politiewagens, rondgezwierd aan lianen, over de zee gezeild en onder zee ge... ge... geönderzeeërd. In ons blote niksie door het moeras gewaad, met pantserwagens dwars door huizen heen gereden, onder helikopters gehangen... Ja, wij hadden zo ongeveer alles wel gedaan wat je kunt doen, wat vervoer betreft.
Gevaarlijke, spannende dingen
Maar zoiets simpels als een ritje in een gewone stadsbus? Nee, dat hadden we al die tijd niet gedaan. Niet kúnnen doen. Te gevaarlijk. Want in de bus zitten allerlei mensen. Mensen die misschien wel weten dat je een terrorist bent. En die dan de politie gaan zitten bellen.
Dan komt de politie achter je aan, wat op zich geen ramp is. Ik bedoel: aan de politie kun je best nog ontsnappen. Als je zelf, bijvoorbeeld, in een gestolen politiewagen zit.
Maar als je in een gewone stadsbus zit? Een bus die je niet eens zelf mag besturen? Vergeet het maar.
Nee, in bussen kun je alleen rijden als je echt helemaal honderd procent zeker officieel geen terrorist bent.
En dat waren wij nu. We konden weer een gewoon leven leiden.
Daarom voelden we ons zo vreemd daar in die bus.
Ik zelf voelde het niet meteen bij het instappen, maar toen we eenmaal op een bankje zaten zei papa met schorre stem: 'Fijn he jongens, een ritje...' Hij perste heel even zijn lippen op elkaar en slikte iets weg. '...een ritje met de bus?'
In mama's ogen zag ik heel even een traantje blinken. Ze knipperde met haar ogen en het was weg: wetenschappers huilen niet. Dat heeft invloed op de resultaten, denk ik.
Maar toen ik mama's oog zag glimmen, toen moest ik zelf ook bijna huilen.
Gelukkig kon ik me nog een beetje inhouden dankzij Kwetter. Want die begon te roepen: 'Ja, nou en of dat fijn bent! Bussen bent heel bijzonder! Daar hebt in ik nog nooit ingezeten! Joewieie! Ze sprong op en neer op de bank, en van pure pret wilde ze haar boek uittrekken.
Dat wil ze altijd als ze blij is, want ze komt uit Boegoe-Boegoe en daar dragen de mensen geen kleren.
Er rijden trouwens ook geen bussen. Te modderig.
Gaby en ik moesten Kwetter tegen de grond worstelen, zodat mama haar broek weer dicht kon knopen. Mama is héél streng op het gebied van broeken aanhouden. En op netjes eten en beleefd zijn en alle andere vormen van fatsoen.
Kwetter tegen de grond worstelen is best lastig, want ze is supersterk en razendsnel. Ze klauterde in de ijzeren stangen tussen de bankjes ze sprong heen en weer, maakte salto's en koprollen. Mama, Gaby en ik holden achter haar aan. Het werd een wilde achtervolging. Alleen papa bleef op zijn bankje zitten. Hij steunde met zijn hoofd in zijn handen en mompelde droevig: 'Ach, wie houd ik eigenlijk voor de gek? Normaal wordt het nooit meer.'
De chauffeur zette de bus stil, want de andere passagiers hadden nogal wat last van ons. De rest van het stuk moesten we lopen.
Dat was niet zo leuk, maar in ieder geval had ik niet hoeven huilen of zoiets stoms. En dat is ook wat waard.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten