Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 2 oktober 2013

Kip in het water

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Oh lieve help,' zuchtte Jan even later, 'hoor je dat?'
'Hij speelt op het orgel,' knikte de onbekende matroos. 'Ook dát nog.'
Inderdaad hoorden we iemand op een orgel spelen.
Heel hard.
Maar niet zo heel goed.
De orgelspeler – ik nam aan dat het de kapitein was – speelde niet alleen uit de maat, hij sloeg soms noten over en op andere momenten speelde hij noten tevéél. Dan sloeg hij twee verschillende tonen tegelijk aan. Soms speelde hij ook precies het juiste aantal noten, maar in de verkeerde toonsoort. Soms stokte hij een paar tellen, alsof hij na moest denken hoe de melodie ook al weer verder ging.
Terwijl het toch niet echt moeilijk was, wat hij speelde.
Hij speelde 'De Vlooienmars'.
Twintig keer achter elkaar.
En daarna nog een paar keer 'Boer daar ligt een kip in 't water', dat hij nóg moeilijker leek te vinden.
Het was zo'n hels kabaal, dat horen en zien mij vergingen.
En ik zág al niet zoveel, vanwege die visserstrui.
Net toen ik het niet langer uithield - mijn geschaafde neus, mijn gemartelde oren – en dacht dat ik flauw zou vallen van pure ellende, hield de muziek opeens op.
Ik werd op de grond gekwakt, en naast mij hoorde ik het geluid van een moeder die op de grond gekwakt werd.
'Kijk aan,' zei een holle stem. 'Een tweetal matrozen. Matrozen die dames torsen. Wat moet dat?'
Ik keek op en zag de kapitein.
Het gezicht van kapitein Leeghwater was bruin van de zon en doorgroefd van verdriet. Hij had een korte, witte baard en somber uniform. Zwart, met hier en daar een gouden ster of streep. In zijn ogen brandde een duister vuur.
Dat laatste zinnetje heb ik ooit in een boek gelezen. Ik weet nog dat ik dacht: hoe kan dat nou? Vuur geeft juist licht, het is helemaal niet duister. Bovendien kan het niet in je ogen branden want daar gaat je ogen stuk van.
Maar nu ik de blik van kapitein Leeghwater zag, dacht ik: verhip, een duister vuur, beter zou ik het niet kunnen zeggen.
Je zou ook kunnen zeggen: hij keek me aan alsof hij volkomen krankzinnig was. Dat zou dan ook wel kloppen, maar dat van dat duistere vuur klopte beter. Vond ik.
De kamer van de kapitein was betimmerd met duur hout en glimmend koper. Er hing een paar sabels aan de muur, en een koperen kompas en een barometer, en er stonden opvallend veel opgezette hamsters. Er hingen héél veel foto's aan de muren, in dure, deftige lijstjes. Het waren allemaal verschillende foto's van steeds dezelfde juffrouw. De juffrouw had best wel weinig kleren aan en de foto's zagen eruit alsof ze uit allerlei tijdschriften waren gescheurd (op één ervan stond “Bikini 12,95”).
'Wat moet dat aan boord van mijn schip?' herhaalde kapitein Leeghwater op strenge toon.
Mama stond op, klopte haar kleren af en keek op haar gemakje om zich heen.
'Aardig,' zei ze. 'Werkelijk heel aardig geprobeerd. Ik vroeg me echt even af: zou die man... Maar nee. Nee, ik trap er niet in.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten