Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 10 december 2012

De Parel van Zuid-Mallotië

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We hadden nog nooit zo een lelijke, droevige stad gezien. Zelfs niet in onze ergste dromen. De huizen waren verschrikkelijk armoedig, gemaakt van modder en vuilnis, sommige waren kleiner dan mijn kamertje aan boord van de Tsaar Peter, andere waren juist weer heel erg groot want de hele wereld zat erin. Dat wil zeggen: ze hadden geeneens vier muren, dus je kon niet zien waar het huis precies ophield en waar de rest van de wereld begon. Overdekte hoekjes, meer waren het niet, en in die overdekte hoekjes woonde een heel gezin plus een oma en opa. Kleuters scharrelden rond in hun blote gat, spelend met een paar lege batterijen die ze langs de weg hadden gevonden of knagend op een appelkroosje. Oma kookte eten op een vuurtje, gestookt van een oude autoband.
Wat ze kookte was kennelijk zó vies dat haar kinderen en kleinkinderen liever dood gingen dan het op te eten. Of het was gewoon heel erg weinig. Of allebei. In ieder geval waren alle mensen hier zo afschuwelijk mager, dat je bijna door ze heen kon kijken.
Met holle ogen doolden ze rond tussen hun huizen, op zoek naar iets te eten. Iets dat door alle andere Jalskers over het hoofd was gezien; dat zou bijna toverij moeten zijn, want er waren heel veel Jalskers. Heel, heel erg veel. De smerige krotten bedekten het land zo ver als je maar kon zien.
'Zozo,' zei papa ontdaan. 'Dus dit is de Parel van Zuid-Mallotië.'
Daar moest de journalist om lachen. 'Ik begrijp wat u bedoelt, meneer! Ziet er niet fraai uit, he? Maar dit zijn alleen maar de buitenwijken, waar de armen wonen. Wacht maar tot u de paleizen van de rijkelui ziet! Schit-te-rend gewoon!'
'Hm,' deed mama.
De journalist vertelde van alles over de rijkelui van Zuid-Mallotië: over een voetballer bijvoorbeeld, die krankzinnig veel geld verdiende terwijl hij nog veel dommer was dan alle andere voetballers. En over de sultan, die altijd de rijkste man van het land was geweest maar die nu op de tweede plaats stond, omdat zijn kroonjuwelen vorig jaar gestolen waren.
'En die waren een hoop geld waard,' zei de journalist. 'Ik heb nog nooit iemand zo hard horen schreeuwen als de Sultan toen. En weet je? Het geld kon hem niet eens zo veel schelen. Maar dat hij nu niet meer de rijkste is, daar kon hij niet tegen.'
'Wie is er nu dan de rijkste?' vroeg ik.
'Iemand die niet eens uit Zuid-Mallotië komt,' vertelde de journalist. 'Hij woont hier alleen maar, omdat hij dan geen belasting hoeft te betalen. Het is de baas van de Cockel oliemaatschappij, daar heb je misschien wel eens van gehoord.'
'Van hem gehoord?' riep Kwetter. 'Ik zul jou eens wat vertellen... auwie!'
'Sorry Kwetter,' zei mama.
'Jullie hebben dus van hem gehoord,' glimlachte de journalist. Dan zul je het wel interessant vinden dat die torenflat aan onze rechterkant, daar in de verte, zijn hoofdkantoor is.
Papa, Kwetter, Michael en ik probeerden allemaal tegelijk door de raampjes aan de rechterkant te kijken. We drukten zo plotseling onze neuzen tegen het glas, dat de auto bijna omviel.
'Vinden jullie dat interessant?' vroeg de journalist geamuseerd. 'Ik kan er wel wat dichter langs rijden, als jullie dat willen...'
Nou en of wij dat wilden!


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten