Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 14 november 2012

De volautomatische haper-machine

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Oh nee,' kreunden wij, maar oh ja: daar kwam het helse bestelbusje weer aan ge... ge... wat eigenlijk? Als het bestelbusje een oud mannetje was geweest, had je kunnen zeggen dat het eraan kwam gestommeld. Of gestrompeld. Maar het was geen oud mannetje, het was een oud autootje en daar is dus helaas geen woord voor.
Het juiste woord zou moeten beginnen met een S en een T, vind ik, en moeten eindigen op – elen. Net als strompelen en stommelen.
Ik stel Stokkelen voor. Dat lijkt een beetje op Stokken, wat 'plotseling stilstaan' betekent. En plotseling stilstaan, dat deed het busje nogal vaak.
Of Stortelen, van Instorten, dat deed het busje steeds bijna. Stortelen lijkt trouwens ook een beetje op Horten, oftewel haperen, en oh jongens, wat kon dit busje haperen.
Auto's, dat weet iedereen, zijn machines om mee te rijden.
Dit busje niet. Dit was een volautomatische en zeer succesvolle haper-machine.
En deze volautomatische, zeer succesvolle haper-machine kwam op ons af gestorteld en bleef zacht rochelend voor ons staan.
'Stap maar in,' zei Willem.
'Liever niet,' zeiden wij, maar we deden het toch want mama was nieuwsgierig.
Gelukkig hadden de vissers de ijskoude kratten met vis uit de wagen gehaald. Dus onze konten bevroren niet, deze keer.
In plaats daarvan verschroeiden ze. Het busje had een tijdje in de zon gestaan, dus de blikken buitenkant was schroeiend heet geworden.
En er waren geen stoelen, of zelfs maar iets van bekleding: de blikken binnenkant was eigenlijk precies hetzelfde ding als de blikken buitenkant.
Dus: koud? Nee. Maar: prettig? Dubbel nee.
Bovendien hadden de vissers wel de vis uit de wagen gehaald, maar niet de geur van de vis. Of de geur van de vis van twee jaar geleden.
Daar kwamen de geuren van gemorste benzine en aangebrande smeerolie nog bij. En dat in zo'n veel te warme auto...
Je zou er kotsmisselijk van worden.
Sterker nog: we werden er kotsmisselijk van. En Michael was al geweest, maar Kwetter en ik nog niet. Er kwam een moment dat we ons niet meer konden inhouden.
Bwargh! Daar had je de pannenkoeken weer. Ze zagen er niet meer zo lekker uit als drie uur geleden.
En ze roken ook niet fijn.
Tot mijn verbazing was de geur van olie en benzine sterker dan die van de vis en de ex-pannenkoeken.
Het leek zelfs wel of de olie-walm steeds erger werd.
'Ruiken jullie dat?' vroeg Willem, die naast de bestuurder zat.
'Wij ruiken van alles,' zei mama. 'Dus het antwoord is waarschijnlijk “ja”, tenzij jij iets lekkers ruikt.'
'Die olie-geur,' legde Willem uit.
'Ja,' zei papa, 'je zou bijna gaan denken dat er iets mis is met de motor.'
'Was het maar waar,' zei Willem. 'We zijn er.'
Met remmen die krijsten als een stervend dier kwam de bus tot stilstand.
Willem stapte uit en gooide de deur voor ons open.
'Dit,' zei hij duister, 'is de reden dat we hier geen voedsel verbouwen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten