Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 17 juli 2013

Blijf met je vingers van mijn stipje af

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Behalve natuurlijk het eerste deel van mama's plan: ons binnen laten halen in het net. Dat was zelfs zo gemakkelijk, dat het bijna onmogelijk om het niet te doen. Dat was nu juist het probleem, vond ik, maar mama sloeg een paar keer op de zijkant van de boot, alsof het een dier was dat aangespoord moest worden, en ze riep dingen als 'kom op!' en 'we hebben niet de hele dag de tijd' en 'ik wil die boot graag opblazen vóórdat-ie wegroest, ja?' maar daar gingen we natuurlijk niet sneller van.
Ik was de eerste die het zag, na een kwartiertje of zo.
'Een stipje! Een stipje aan de horizon!'
'Ik zie niks,' zei mama, 'maar ik ben al bijna veertig, dus jouw ogen zijn waarschijnlijk beter dan de mijne.'
'Nou,' zei Kwetter, 'ik ziet ook niks, in ik bent nog lang geen veertig dus mijn ogen is prima.'
Maar kennelijk waren mijn ogen toch beter dan de hare, want even later zei ze: 'Kijk, nu is er een stipje! Zó ziet stipjes eruit!' Ze wees voor de duidelijkheid met haar vinger naar haar stipje, dat precies hetzelfde ding was als mijn stipje, behalve dan dat ík het inmiddels een hele behoorlijke stip vond. Echt een stip die je niet kunt missen.
Behalve dan als je mama bent, want bij haar duurde het nog een kwartier langer.
Ik voelde mij diep, diep gelukkig.
Dit was voor het eerst dat ik ergens beter in was dan Kwetter.
Nou ja: in rekenen en taal en geschiedenis en aardrijkskunde en zo, daarin was ik natuurlijk altijd al beter geweest. Nogal makkelijk, als je jezelf vergelijkt met iemand die is opgegroeid in Boegoe-Boegoe, waar ze geen scholen hebben en geen boeken en, nou ja, bijna niks anders dan bomen en enge beesten en noko-nootjes.
Ik bedoel: ik wist dan wel een hoop schooldingetjes die Kwetter niet wist, maar zij kon meer dan ik: ze was sterker en sneller en leniger en – laten we zeggen – ongeveer net zo slim als ik.
Nu zeg je misschien: ja, maar de hele dag in bomen klimmen en aan enge beesten ontsnappen ontsnappen, daar wordt een mens vanzelf snel en sterk en lenig van.
Maar ik had een hoop andere Boegoenezen ontmoet, en geen van hen kon de vergelijking met Kwetter doorstaan.
Ik wel, vanaf nu! Voortaan zou Kwetter het klimmen en klauteren en springen en duiken doen, maar als er in de verte getuurd moest worden, dan zou ik naar voren stappen en met kalme trots zeggen: 'Laat mij maar even.'
En dan zou het waarschijnlijk ruzie worden, want Kwetter wilde niet geloven dat er iets was wat ik beter kon dan zij. Ze bleef maar zaniken van: 'Kijk, dát is een stipje. Ziet jij het nu?'
'Ik zag het de hele tijd al,' antwoordde ik tandenknarsend.
'Nee, suffie, jij dénkte alleen maar dat jij een stipje zag. Nú is er écht een stipje. Kijk, daar!' Ze wees voor de duidelijkheid nog maar eens.
'Blijf met je vinger van mijn stip af,' gromde ik.
'Jouw stip? Ik zag 'm het eerst!'
Ik schopte woedend tegen de zijkant van de boot. Niet dat de boot iets verkeerd gedaan had, maar Kwetter is nu eenmaal te lief om te schoppen, ook al deed ze nu een beetje vervelend.
Trouwens, je raakt haar toch nooit, daar is ze veel te snel voor.
We bleven kibbelen tot de stip een schip was geworden (wat bij mij iets eerder gebeurde dan bij Kwetter, natuurlijk).


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten