Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 24 augustus 2012

Eén beentje, voor de lol

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE





Dat had ik zelf ook al bedacht, en ik zette het op een lopen.
Na een meter of twee stond ik al weer stil. Nu pas ontdekte ik dat de houthakkers ons volledig omsingeld hadden. Schouder aan schouder stonden ze klaar, met hun zagen in de aanslag.
Dus... Ja...
Ik wou dat ik Kwetter was, dacht ik, dan sprong ik gewoon met een salto over die houthakkers heen en hup, het oerwoud in. Twintig grote houthakkershanden grepen mij vast.
Uit mijn ooghoek zag ik een oranje flits. Dat was Kwetter, die met een dubbele salto over de houthakkers heen sprong.
'Ik gaat jullie redden!' schreeuwde ze. 'Ik gaat een paar bommen halen!'
Langzaam liep ze in de richting van het oerwoud. 'Ik gaat hele grote bommen halen,' herhaalde ze, 'en dan blaast ik alle houthakkers op!'
Voetje voor voetje schuifelde ze door de modder. 'Ik gaat heel snel,' riep ze, 'en dan komt ik heel snel terug. Met heel veel bommen!'
Waarom liep ze zo langzaam? Zo kon ze toch onmogelijk ontsnappen? Laat staan dat ze op tijd terug kon zijn.
Hakmaranman blafte een bevel naar zijn houthakkers. Twaalf grote kerels beenden op Kwetter af. Toen ze bijna bij haar waren, toen trok Kwetter opeens een sprintje. De mannen holden achter haar aan. Ze bleef ze steeds nét voor.
Ach, ze probeert die kerels weg te lokken, begreep ik. Wat lief bedacht, zeg. Het had alleen totaal geen nut, want de houthakkers die mij gegrepen hadden lieten me niet los. Ze sleepten me naar meneer Hakmaranman.
Die keek me met een valse grijns aan en zei: 'Wat zal ik eens met jou doen? Nu meteen in plakjes hakken? Of wachten tot je moeder je kan horen?'
'Dat laatste natuurlijk, idioot,' gromde Dogger. 'Wat heeft het anders voor nut?'
'Het gaat niet alleen om nut, in het leven,' antwoordde Hakmaranman. 'Je moet ook een beetje plezier hebben. En als ik de rotzakjes, die mij mijn laatste arm hebben gekost, met gelijke munt terug kan betalen – dan zal mij dat erg veel plezier doen!'
'Niks plezier! Die moeder is gevaarlijk!' blafte Dogger.
'Nou, dan doe ik nu één beentje, voor de lol, en dan bewaren we de rest om die moeder overstuur te maken.'
'Okee,' zei Dogger.
Op dat moment klonk er een hartverscheurend gekrijs uit de richting uit de richting van het oerwoud.
Het was één van de houthakkers die achter Kwetter aan waren gegaan. Ik verstond niet wat hij zei, maar hij stond gillend op en neer te springen en met beide handen op zijn broekspijpen te meppen. Alsof-ie in brand stond. Maar vlammen zag ik nergens.
Een tweede houthakker zette het op een gillen, en een derde en een vierde en even later sprongen ze allemaal rond in gillende paniek, of ze rolden spartelend door de modder.
Alleen Kwetter had nergens last van. Ze stond verbijsterd te kijken en probeerde nog: 'Ik gaat nu heel snel ontsnappen hoor, als niemand mij vangt,' maar niemand lette op haar.
De houthakkers die mij vasthielden zagen grijs van angst. Wat was er nu weer aan de hand in dit verschrikkelijke oerwoud?


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten