Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 18 augustus 2014

hiep hiep hoezee voor de diarree

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


'We binden die knapen vast,' zei ik. 'Boven in de boom, op een dikke tak. Met een liaan, stevig vast zodat ze er niet af kukelen. Kwetter blijft hier om op ze te passen, en ondertussen gaan Gaby en ik dat spoor volgen.
'Moog ik niet met jou mee? vroeg Kwetter teleurgesteld.
'Nee,'schudde ik. 'Als die jongens ziek, wak en misselijk aan de boom vastzitten en er komt een eng beest, dan moet iemand ze redden. En dat moet jij doen, want jij bent het sterkst en het het handigst van ons allemaal.'
'Vindt jij dat echt?' vroeg Kwetter blij.
Ja, natuurlijk vond ik dat echt. Want het was ook zo. Daarom had ik haar het liefst met mij meegenomen, terwijl Gaby hier bleef om op de jongens te passen. Maar dat durfde ik niet voor te stellen. Dan zou Gaby denken dat ik Kwetter graag bij me hield omdat ik op haar bén. Of misschien zou Gaby dat niet denken, maar ze zou het in ieder geval wel zeggen. Heel vaak.
Nee, dank je wel.
Ik hoopte eigenlijk dat Gaby bang zou zijn om het spoor te volgen, zodat ze zou zeggen: neem jij Kwetter maar mee. Maar dat deed ze niet. Ze keek me verrast aan en zei: 'Dat is inderdaad het beste. Nooit gedacht dat je nog eens zou toegeven dat Kwetter van ons drieën het sterkst is.'
'Ja,' glunderde Kwetter. 'Lief, he? Ik gaat jou...'
'Nu even niet, Kwetter. We hebben nog heel wat te doen.'
Het duurde wel een uur voordat we de jongens in de boomtop hadden gehesen, maar toen ze eenmaal goed vast zaten konden Gaby en ik eindelijk vertrekken.
'Zult ik jou nog een paar van die lekkere fruitjes geven?' hoorden we we Kwetter vragen, en Abel antwoordde iets over 'kwijlende oogjes'. Daarna slokte het oerwoud hen op.,
Tenminste, zo leek het, maar het was natuurlijk precies andersom: Gaby en ik waren degenen die verdwenen. Het spoor van de soldaten achterna, in de hoop dat dat ons bij de bewoonde wereld zou brengen.
Het was een behoorlijk eind lopen. Bovendien werd het terrein steeds moeilijker: we kwamen steeds meer rotsen tegen waar we onze weg tussendoor moesten zoeken, en het is niet makkelijk om sporen te vinden op steen. Gelukkig hadden de soldaten vreselijke stinksigaretten gerookt, waarvan we de peukjes makkelijk konden zien. Bovendien hadden een of twee van hen diarree, en dat leverde ook nogal wat sporen op.
De rotsen werden steeds steiler, en onze weg begon ons langzaam omhoog te voeren. Af en toe moesten we met handen en voeten klimmen. Het was ons een raadsel hoe de soldaten die zware kisten hier langs hadden gedragen, maar net als we elkaar aankeken en zeiden: dit kan de goede weg niet meer zijn, zagen we weer ergens een sigarettenpeuk, of een stinkend plasje bruine derrie, waaraan we konden zien dat we wel degelijk op de goede weg waren.
Het was al bijna donker toen we ons doel bereikten.
Jammer genoeg was het niet de bewoonde wereld, waar we aankwamen.
Het was een mijn.
Eerst waren we bang dat we de verkeerde kant op gelopen waren; dat we terug waren gekomen bij de plek waaraan we ontsnapt waren.
Maar dat was niet zo.
Dat werd ons al snel duidelijk, op een manier waarvan mijn hart een sprongetje maakte.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten